Alles stroomt (deel 2b) Of hoe de Adelaar en Hagenaar toch nog het Magische Praag wisten te vinden..
Alles stroomt of ‘Panta rhei’, ons motto van de fietsreis naar Praag, ons bewegen op de pedalen langs tal van waterwegen. Lukte het in deel 2a niet, thans bereiken we daadwerkelijk de groene grens met Tsjechië. Maar was dat wel de grens? Daar waar dat watertje onder dat weggetje doorsijpelde. En is dat Praag al, daar wenkend in ’t verschiet?
Waar waren we gebleven! In het Saksische Eisenach – u las al over onze fascinatie voor Luther, Bach en Goethe. De volgende morgen zien we hoog boven ons de Wartburg liggen en blijken we na een uurtje fietsen in Luthers geboorteplaats aan te komen. Rinus maakt in het rustieke maar doodstille Eisleben foto’s van de eeuwenoude boom waaronder de reformator (geboren in 1483) zijn hagenpreken hield en ik lees op panelen de bijzonderheden over zijn leven. Helaas krijgt mijn camera kuren zodat ik de rest van de reis mijn mobiel moet gebruiken en voor de betere opnamen Rinus ga lastig vallen. Dat doet de goede man royaal zelfs als hem de putdeksels de strot uitkomen. Zelf speelt hij liever op zijn nieuwe IPhone – er het plaatselijke weer mee voorschotelend etc. etc. Helemaal heeft Rinus het digitale wonderdoosje nog niet in de vingers – zoon Jeroen fungeert vanuit Parijs als helpdesk. Ja mensen we leven in de dagen van de digitale revolutie. Maar wij moeten verder, alsmaar verder. Naar Reurieth moeten we. Komen langs plaatsjes met namen als Scherfede ( Erleben Sie Ostwestfalen das Naherholungsgebiet zwischen Diemel und Egge, zwischen Kassel und Paderborn) en Burgkunstadt ( Willkommen im Deutschen Schustermuseum) . In dit stadje overnachten wij in het moderne Hotel Gasthof Drei Kronen waar in 1888 de eerste ‘mechanische Schuhfabrik’ werd gevestigd door ‘der jűdische Mitbűrger Joseph Weiermann’.
Enkele vitrines in de gang van het hotel getuigen er nog van. Eerst moet ik u kond doen van onze ervaringen die dag, een dag die ik nooit vergeten zal. En Rinus ook niet.. Alweer met het schoonste weer ter wereld zijn we goed geluimd gestart voor een afstand van nog geen 80 kilometer. Het landschap is ongerept lieflijk en er zijn meer genieters onderweg op de pedalen. Maar dan rijd ik in een afdaling met een knal op een steentje en heb een stootlek te pakken. M’n laatste (binnen)band omgelegd, geen plakspul meer en me voorgenomen dat snel in te slaan. In het monumentale Coburg hebben we een gezellige stop – al moet mijn maatje mijn gemopper verdragen over het bij vlagen langskomende Bratwurstenwindje – op dat schone stadsplein.
Maar zeg nou zelf: geurige koffie, zoet gebak en dan.. die blauwe walm en de stank van verbrand vlees. Mooi zijn de gebouwen met fantastisch versierde erkers. Ik ontdek daar dat we met enig omrijden een bijzonder bouwwerk kunnen bezoeken, maar Rinus wil liever doorrijden naar ons hotel. Geen nood, besluiten we, dan gaan we voor het eerst ieder een stukje onze eigen weg. Met eenmaal vragen en ook enig klimwerk bereik ik vervolgens het hoge doel: een reusachtige 12 e eeuwse kerk: de Vierzehnheiligen basiliek, met een mij overigens veel te overdonderend rococo interieur, al zou je wel met liefde je zonden kwijt willen in de weelderige biechtstoelen. Het godshuis blijkt gewijd te zijn aan ‘Jungfrau Maria und ihr Vierzehn Nothelfer’ en ook nog eens te behoren tot een pelgrimsroute naar Santiago. Rinus, zeg ik in mijzelf, was nou meegegaan jongen – vorig jaar immers reden wij ook samen naar die Heilige Jan van Compostela. Altijd sluit de cirkel weer in mijn leven. 1Heiligen, helpers in de nood, 14 man sterk, maar zelfs de heilige maagd was mij niet nabij.
Want welk onheil hangt mij boven het hoofd? Op mijn verdere weg naar Burgkunstadt – rijdend op een smal golvend van scherpe sintels voorzien ‘fietspad’. Jawel, weer lek (2 lekken naar later blijkt) en er zit nu niets anders op dan lopen. Met flink wat bagage heuvel op en heuvel af valt dat toch niet mee – al zie ik op mijn kaart dat het hooguit zo’n 3 tot 4 kilometer verder moet zijn. Nee, die heiligen zijn mij vandaag niet terwille en trouwens Rinus ook niet. Want wat blijkt: langer en langer is de weg en meerdere keren moet ik de richting bijstellen. Eindelijk, beetje moe en chagrijnig, zie ik in de verte onze bestemming, heb dan al zo’n 10 kilometer moeizaam met fiets en al gesjouwd. Avond is het al in het dal en de rivier stroomt vredig vloeiend voorbij. Maar waar moet ik zijn voor mijn bed en mijn bad, in Burgkunstadt waar Rinus al uren vertoeft? Ook dat zelf gevonden na vergeefs sms-verkeer met die trouwe boy – zie hem doodgemoedereerd met een boek aan het raam zitten, mij verwelkomend met het meest onschuldig smoel. En dan is toch alles weer goed – lekker gedoucht en samen dineren en was het die keer dat ik toch maar m’n kaken in zo’n stuk stevig
sappig vlees zette.. Rinus aan tafel: je zei toch dat ik es wat moest lezen – zoals jij, die ook onderweg daar dagelijks een uur voor uittrekt. Wat een goocheme gozer is het toch, die jongeman. Soms zie je onderweg zo maar politiek en filosofie – zie links. Later lees ik over de soms schrikbarend heftige vrouwenstrijd voor gelijkheid. De volgende dag – we hebben ongeveer de helft van onze reis er op zitten – plakken we eendrachtig de twee lekken en rij ik als op eieren. En ja hoor de alternatieve weg die we op mijn verzoek kiezen is nog slechter: gemeen grit en giga kuilen. Maar we overleven het en dan volgt een werkelijk fraaie groene 10 km lange klim naar het kuuroord Bisschofsgrűn. Rinus rijdt wat sneller en ik zie hem na enig bochtenwerk opgelost raken in het dichte struweel. Moet al mijmerend denken aan het zo melodieuze: Op een overwoekerd pad – sfeermuziek van de onvolprezen Janáček ’k Moet niet denken, ‘k moet klimmen, later die dag, soms 15%, naar 800 meter. (zie in gedachten acht domtorens van Utrecht op elkaar en trap Onderweg gespot op een muurdie in 1 keer omhoog). Maar ’t is mooi geweest: morgen gaan we naar Constantinovy voor ’t gemak door ons maar naar de vm. naam van Istanboel genoemd. Maar dan zijn we al de grens over, in Tsjechië en dat doen we in het laatste deeltje, volgende maand. Ach grenzen.. wat een drukte maken mensen soms van zoiets. Deze zagen we bijna over het hoofd – mooi in ‘t groen verscholen en niet meer dan een miniem stroompje. We springen er uit balorigheid over heen en maken plaatjes van elkaar. En dan nog dit: ‘O, tril niet, mijn mooie roosje! Druk je stevig tegen mij aan!’ zei de boersj haar omhelzend; de bandoera aan de lange riem om zijn nek had hij afgeworpen, en hij ging naast haar aan de deur van de hut zitten. ‘Je weet dat het me al zwaar valt je een uur niet te zien.’ Dat schreef de Russische auteur Gogol . Een uur niet.., maar hoe zat dat nou met jou.. Cornelis de Kler Het rococo-interieur van de Vierzehnheiligen- basiliek – rechts het machtige westfront. 2