BlogCornelis de Kler

ON THE ROAD – DEEL 6

Domweg gelukkig van Bodenmeer tot Italië

Of wat die twee onderweg naar de Paus hun geliefden wel moèsten opbiechten..

Domweg gelukkig dapperend door de straat en door Gods vrije natuur.1 Dat is wat door je heengaat, de tweede week van onze 3 weekse fietstocht. Prompt rijden we totaal verkeerd. Verkeerd? Ach, natuurlijk niet – lees m’n overpeinzing gedurende die lange ‘omweg’. We doen Oostenrijk, maar moeten eerst nog langs het Bodenmeer. Een Zeppelin zien we, maar ik moet po-epen terwijl Rinus maar staat te lu..en met een landgenoot. Beeldmateriaal ook in dit deel, niet alleen van de reis, ook van dat vrolijke locomotiefje.. Beste toerrijders, stadslieden en buitenlui, ga met ons mee, Italië lonkt..

1 Vrij naar ‘Domweg gelukkig in de Dapperstraat’ van de dichter J.C. Bloem.

Zien we daar werkelijk een Zeppelin in de lucht, zo’n vliegende sigaar, hoog boven dat glooiende Zuid-Duitse platteland? Verdraaid, dan zijn we in de buurt van Friedrichshafen! Dat hadden we kunnen weten, vaag herinner ik mij de connectie: Zeppelin-Friedrichshafen. Later in ons hotel zoek ik het uit en vind k(l)eurige brochures over Ferdinand Graf von Zeppelin en over de Dornierfabriek.

Friedrichshafen feiert seinen Grafen” en

Dornier-Raumfahrtmuseum am Flughafen.

In die fabriek werd de Dornier-Delta gebouwd, de zo vertederende kruising van een scooter en een autootje. In de 60’er jaren kocht ik ook zo’n autoscooter, een NSU.1

Over de brochures omtrent de techniek- en de industriegeschiedenis van die regio, die ogen gelikt, dat wel, beetje vergeetachtig ook. Niets over de Dornier-gevechtsvliegtuigen uit 1940-1945 waar dwangarbeiders aan werkten, ook uit Den Haag. Moet ik die wrange bijsmaak hier aanhalen? Onze jeugdige toerclublezers daarmee lastig vallen? Ja, dat moet ik, want ook in 2014 is er een 4e (èn 5e) mei. Laat ik het bij een voetnoot houden.2

1 Ik kocht die autoscooter (zie de foto ) waar je voor in en uit moest stappen op de Apeldoornse automarkt voor  500,- en omdat hij benzine zoop en nauwelijks boven de 50 reed deed ik hem weer weg,  450,- lichter. In Drenthe toerden wij -mijn toenmalige vrouw kijkt uit het zijraampje – tijdens die zomer van 68 wel mooi over de fietspaden met dat vehikel.

2 In Friedrichshafen werkten meer dan 10.000 buitenlandse arbeiders, die via de arbeidsinzet gedwongen waren in Duitsland te werken. In de stad waren verschillende bedrijven die werkten voor de Duitse oorlogsindustrie: Luftschiffbau Zeppelin GmbH (radarbouw, peilinstrumenten, parachutes, bouw van onderdelen voor vliegtuigen en raketten)[…] en Dornier-Werke GmbH (vliegtuigbouw).
Gegevens uit Drie Herdenkingsmonumenten met 45 namen – Haagse gemeenteambtenaren omgekomen in de Tweede Wereldoorlog. 2012. Op. 59: ‘De Haagse gemeentearbeider Krijn Pronk (1922-1944) werd gedwongen naar Friedrichshafen te gaan’.

Helemaal ‘harmonieus’ rijden met R lukt (nog) niet. Hij zweert bij de ‘Route’ maar deze geeft weg soms toch niet goed aan – ik met gewone zonnebril (is de oplossing) lees de kaart, maar al rijdend kan dat niet altijd. We verschillen in tempo. R wil bij elkaar blijven, is ook gezelliger, maar past zijn tempo niet aan mijn wat minder grote snelheid aan. Op slechte paden rijd ik duidelijk minder en mopper ook. R schept een beetje op over zijn conditie, is “heus niet moe”. Hij jaagt ook op en dat is soms nodig, vond het omrijden in natuurgebied – waar je de stilte kon horen – ‘zonde’. Ik verbaasd want genoot daarvan. Wel al 2 x tevoren pension gereserveerd – is hele geruststelling. Ben toch moeier dan ‘k verwacht had. Gister zei iemand dat het zou gaan regenen; R houdt dat voor ogen en wil door. Ik zie zon, blauwe lucht en witte wolken. Nou genoeg geleuterd. Proberen R te respecteren en van zijn goede kanten te genieten.’

We klommen die dag 1106 meter en rijden de volgende dag langs het Bodenmeer. Nou wij niet alleen. Drommen dagjesmensen en andere toeristen op de fiets passeren elkaar rakelings in de vele bochten, terwijl de aan het water recreërende terraszitters ook nogal eens onverhoeds willen oversteken. Maar het gaat goed en allengs wordt het ook wat stiller. Natuurlijk doen ook wij ons op zo’n picknickplaats tegoed aan gebak, koffie, ijs of wat aten we nog meer en graag.

Bregenznaderend heeft m’n maat bedacht dat we geheel conform de Route eerst het kilometerslange kustfietspad nemen om dan met een boog terugkerend in de city het gereserveerde onderdak te zoeken. Nou dat pakte anders uit: terwijl ik me achter enig struweel moet ontlasten, papt Rinus met een voorbijrijdende Hollander aan. Noodgedwongen kom ik na enig aarzelen dan maar te voorschijn om te vernemen dat terug naar Bregenz wel erg onverstandig zou zijn. Dan maar door naar Hard, voorplaatsje (hoe noem je zo’n dorp op enige afstand van de stad) om daar kriskras zoekend en vijf maal misgokkend uiteindelijk terecht te komen in een (mijns inziens) duur hotel.

De volgende dag hebben we de Rijn rechts van ons als grensrivier tussen Oostenrijk en Zwitserland en zien we in de verte ook nog het dwergstaatje Liechtenstein. We maken foto’s en dan dringt tot onze oren het hoge gejuich door van joelende kinderen, zoals je dat op een speelplaats bij de school hoort. En kijk: op enige afstand een schattig treintje met vrolijke schoolreizigertjes. Beste lezer doe nu dit: heel langzaam en zachtjes maar wel hardop deze frase over dat spoortje lezen: ‘Wälderbähnle-durch die Bergwelt Voralbergs, im Herzen des traditionsreichen Bregenzerwaldes, fährt das Wälderbähnle – ein Juwel Ősterreichischer Eisenbahngeschichte.’ Meer dan zangerig toch dat ‘Wälderbähnle’. Mompel ‘et nog een keer!

Nou we toch met treinen bezig zijn moet mij van het hart dat we echt van alles voorbij zagen komen. Duitse ‘Fyra’s’, snelle intercity’s, lichte locals, goederentreinen. Van die laatste zagen wij er veel rijden aan beide kanten van de Rijn in Duitsland.

Nu we daar toch even terug zijn kan ik er niet omheen om nog een keer maat Rinus te kapittelen. Ergens die eerste week rijden wij ons vast voor een volstrekt afgesloten spoorlijn. Maar wat zegt de man? Mijn Route (GPS dus) wijst naar de overkant! Rinus, zeg ik met enige nadruk, Rinus ik ga terug en zoek elders de overkant. Hij talmend, ziet mij terugfietsen, maar volgt niet. Tijdje later bereik ik die overkant en zie geen Rinus in velden of wegen – wel tal van treinen: langsdenderende goederentreinen, stoptreinen, en ook meerdere van die fraai gestroomlijnde witte sigaren, die snelle ICE’s. Nou ik verklap niet wat die man gedaan heeft met zwaarbepakte fiets en al, maar kwaad, echt kwaad, was ik wel. Bleef hij toen nog laconiek, later erkende Rinus ruiterlijk zijn vergissing. Zijn vrouw hoeft hem echt niet met terugwerkende de les te lezen.

Nee Els, want die Adelaar van jou heeft ook zo veel goede kanten en leren wilt ie ook wel. Zoals de toenemende neiging het spoorverkeer als boeiend te ervaren, als zeg maar ‘historisch en technisch fenomeen’ en de schoonheid van putdeksels – begint mij er zelfs op te attenderen. Ik op mijn beurt observeer het plantaardig bewind onderweg met nog meer interesse. Spot met graagte paprikaplantages bijvoorbeeld. En ik weet nu dat Rinus’ vader dit hierboven Goudaren noemde, prachtig toch.

Prachtig, maar eveneens deze Italiaanse dubbeldekker en dat aanstormende boemeltje.

U heeft het begrepen, uw treinengek is geheel het fietspad kwijt. Op naar Trente dan maar, ook al slaan we veel onvergetelijke anekdotiek over. Over die stad en het Concilie zo iets meer, maar eerst iets bijzonders in het industriestadje Lavis waar we na enig zoeken een beetje ongeregeld onderdak vinden, tevoren reeds door de onvermoeibare Rinus gereserveerd. Als de jonge herbergier ons enthousiast in de deuropening begroet, wil mijn maatje hem bijna omhelzen – niet om het onderdak, maar omdat er.. wifi blijkt te zijn. En dat terwijl ik eerder afwerend gemok moest verdragen toen ik al te amicaal over zijn bol aaide. Maar goed, we hebben een primitief kamertje, hangen de was weer buiten, gaan daar eten, slapen en begeven ons des morgens naar de ontbijtzaal. Zulk oud brood heb ik nog nooit voorgeschoteld gekregen, maar wat breekt mijn klomp, of hoe druk je een verrassing zo krachtig mogelijk uit! Wij zitten tegen een opvallend decor; een muurschildering die mij de vorige avond min of meer ontgaan was. Een opvallend licht/donker tafereel, waar ik ergens inde verte eerder kennis van nam. U ziet het op de foto. De wat oudere serveerster, wat moeizaam beweegt zij zich met ontbijt en (dat oude) brood door de kelderachtige eetzaal, die serveerster spreekt op wat raadselachtige toon – op mijn vraag wie dat frescoachtige tafereel schilderde – over ene Onteorste. En dan weet ik het, het is nota bene de Hollandse Caravaggio, de in Rome schilderende Honthorst geweest, waarnaar wij kijken.1

1 Gerard van Honthorst (1590-1656), in Italië bekend als Gherardo delle Notti was een barokschilder, die na zijn opleiding naar Rome trok en daar het werk van Caravaggio ontdekte, dat zich kenmerkt door voorstellingen waarop door kaarsen of fakkels indirect verlichte scènes te zien zijn. Hij werkte ook voor het hof in Londen en was hofschilder van de Haagse stadhouders. Legde zich toe op o.a. genrevoorstellingen van feestvierende, musicerende en kaart- of triktrak spelende gezelschappen. Dikwijls met een erotisch karakter (De verloren zoon in vrolijk gezelschap). Gegevens en zwart/wit afbeelding uit Haak: Hollandse schilders in de Gouden Eeuw. Meilenhoff/Landshoff 1984 p 210-21 en Schilderkunst van A tot Z. 1987, p. 337.

Nou ja een kopie, maar wel verrassend in het chiaroscuro, het lichtdonker effect. En verrassend vind ik ook dat deze mevrouw me vertelt dat ze kunstgeschiedenis heeft gedaan. Ze weet er aardig wat van te vertellen, daar in dat simpele ontbijtkeldertje. Ook Rinus is geïmponeerd en samen mogen wij voor onze Honthorst poseren. En laat de Haagse Galerij Willem V aan het Buitenhof nu tot … 2014 een echte Caravaggio tentoonstellen. Er hèèn mensen, nu kan het nog.

Al weer kom ik in plaatsnood en kan, behalve een citaat, over het om het Concilie zo bekende Trente niets verhalen. Misschien later, in deel 8. Wel een 19e eeuwse impressie van de dichter Heine.1

1 In 1826 toen Europa door ingrijpende geestelijke en sociale omwentelingen werd getekend, publiceert de Duitse dichter Heine (1797-1836) zijn Reisebilder. Niet alleen persoonlijke indrukken, maar ook de algemene onrust uit die tijd onderweg van München naar Genua kunnen als een portret van een tijdperk worden gelezen. Heine breekt daarmee met de vorm van het traditionele reisboek. Heinrich Heine Reistaferelen Ned. Vertaling 2003. Uitg. Atlas.

En dit gebeurde in de stad Trente. waar ik op een mooie zondagmiddag aankwam, op het tijdstip dat de hitte afneemt en de Italianen opstaan en in de straten flaneren. Deze stad ligt, oud en gebroken, in een wijde kring van fleurig groene bergen die, als eeuwig jonge goden, op het voze mensenwerk neerzien. Gebroken en voor ligt ernaast ook de hoge burcht die de stad eens beheerste, een avontuurlijk bouwwerk uit avontuurlijke tijden, met spitsen, uitstekken en kantelen en een brede ronde toren, waarin alleen nog uilen[…]huizen.’ p.293

En als je zo kijkt, ontdek je veel, veel mistroostigs, de rijkdom van het verleden, de armoede van het heden, en de overgebleven trots. Graag zouden de dochters van Trente zich nog opschikken als ten tijde van het Concilie, toen de stad floreerde in velours en zijde; maar het Concilie heeft weinig bereikt, het velours is kaal geworden, de zijde gescheurd, en de arme kinderen restte niets anders dan schamele, schoonschijnende pronk, die ze door de week angstvallig sparen en waarmee ze zich alleen nog ’s zondags opdoffen.’ p. 300.

Het wordt wat flauw om die dubbelbiecht van de Adelaar & de Hagenaar maar steeds boven die kloof te laten bungelen – toch nog even geduld, we zijn bijna aan de overkant..

Cornelis de Kler, januari 2014