BlogCornelis de Kler

Heidelberg en Japanse verhalen

On the road – deel 4

Na het Psalmgezang in deel 3 heeft u nu behoefte aan wat meer aardse zaken. Nou dat komt goed uit want in dit deel leest u over flink wat stedelijks en landschappelijks avontuur. Avonturen waarin de Adelaar alsmaar voortgaat en de Hagenaar steeds maar stilstaat – beide elementen immers nodig om thuis wat te vertellen te hebben.
Veel fietspraat dus, maar helemaal ontkomt u ook nu weer niet aan kunst en cultuur. Laat staan aan die geheimzinnige biecht in de ondertitel hierboven. Mocht u denken dat uw verslaggever hier een ‘cliff-hanger’ hanteert, lees dan vooral verder!1

1 Gehaaide reporters laten aan het einde van hun verhaal een mannetje boven een ravijn spartelen om de lezer nieuwsgierig te houden naar het volgende verslag. Prisma: Cliff-hanger: film, wedstrijd met spannend einde.

Over de brug die er niet is

Opnieuw stegen die twee op hun stalen ros na een nuttig ontbijt in een Rijnlands hotel. Voordat ze het wisten was het al weer afstappen, rondkijken en fotograferen geblazen. Want de brug bij Remagen! Icoon van de geallieerde Rijnoversteek in 1945. Doorbraak in de strijd tegen Hitler-Duitsland. Uit films en documentaires al bekend, die legendarische, enige toen nog intact zijnde brug. Generaal Eisenhower schreef: daarover: “De Brug is zijn gewicht in goud waard”.

Welnu, die brug die was er dus niet meer, want ten koste van de levens van 28 Amerikaanse soldaten na overbelasting ingestort. Een stukje van de aanbrug zagen we, een onderdeel van een pijler, plaquettes en ingebouwd tussen de pijlers het Friedensmuseum (zie hierboven). Als ouwe PSP’er deed me deze waarschuwing tegen het oorlogsgeweld goed, al gunden we ons er geen bezoek aan die morgen.1

1 Voor die Pacifistisch Socialistische Partij, opgegaan in Groen Links, zat ik eens in de Provinciale Staten van Overijssel en kon toenmaals niet lachen om: ‘O, die patij met 2 x de Pé in de naam.’

Het samenvloeien van rivieren

Jarenlang verbleef ik bij mijn jongste van vier zusters (zij is mijn lievelingszus – grapje, want ze kookte zo royaal) in de Pyreneeën en verkende daar per racefietsje de Catalaanse bergwegen aan beide kanten van de grens. Veelal nam ik ook vrienden mee, mij dan beperkend in kilometers en cols. Carolientje had daar een landgoedje aan een snelstromend riviertje op ruim 500 meter hoogte tegen de flanken van die onwijs schone Canigou – ‘mijn’ berg waar u al over las. Wat ik niet wist was dat de naam van het nabij gelegen stadje Villefranche de Conflent met de vesting ‘Liberia’ van des Zonnekonings bouwkundige Vauban (zie de ets hierboven), dat die naam afgeleid was van het samenstromen van de rivier de Têt met de Cady. Waarom vertel ik u dat? Nou gewoon omdat ik toch wel verrast was dat ook de naam van de Hanzestad ‘Koblenz’ niets anders betekent dan Samenvloeiing en wel van de Rijn, de Lahn en de Moezel, daar Deutsches Eck geheten.1 Op vrijdag 9 augustus, de eerste week nog steeds, bereikten we die stad en las ik in mijn Moleskine: zomerlandschappen/zon in blinkende rivier/meter voor meter

1 Conflent (Frans) en Koblenz (oud-Duits) afgeleid van het Latijnse Confluentes – Samenvloeiing (Ned).

Mein Herz in Heidelberg

Duidelijk dus waar Rinus en ik inmiddels zijn aangeland. Tegen de avond bereiken we de stad die in feeststemming is vanwege 400 Jahre Hochzeit von Friedrich V & Elisabeth Stuart, hier ook al The Wedding genoemd. Wij hebben het er maar moeilijk mee want Rinus’ Route blijkt versperd door het feestterrein. Desondanks vinden we: ‘ihr Hotel in der Heidelberger Weststadt zentral und dennoch ruhig gelegen!’ En zo is het. Elk jaar komen een miljoen bezoekers naar het Paleis van Heidelberg en ‘slechts’ 60.000 naar het Friedrich-Ebert-Haus1. Wij naar geen van beide ook omdat mijn gedachten meer uitgingen naar mijn jongelingsjaren, toen ik de Heidelbergse Catechismus moest leren, de ‘Onderwijzing in de Christelijke Leere, die in de Nederlandsche Gereformeerde Kerken en Scholen geleerd wordt’2 Volgt u dit uitstapje en las u zojuist de lange voetnoot, dan hou ik het nu bij de 1e vraag uit de Kattebak, zoals wij oneerbiedig de Catechisatielessen noemden:

‘Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?’ Ik spaar u het (ook weer uitgebreide) antwoord, maar wilt u dat weten, mail mij. Denk echter niet, beste al of niet gelovige lezer (en met de moderne predikant Carel ter Linden ben ik het eens dat het verschil tussen u als eerste of tweede categorie veel minder is dan het lijkt) denk niet dat uw scribent met afgrijzen of zelfs maar tegenzin terugkijkt op kennis nemen van die doctrinaire geloofsopvatting van toen. Waarom? Nou dat heeft te maken met: liever Verdieping dan vertrossing. Terzijde het prachtige monogram in het psalmboekje.

Toch wil ik wel inzien dat die kleine katholiek – u weet inmiddels wie ik bedoel – dat het oké is dat die geen weet heeft van al die zwarigheden van toen, van dat Calvinistisch smaldeel der Nederlandse natie, die Kleine Luyden van ene Abraham de Geweldige, die ARP (AardappelRooiers) die toch zo’n markant stempel drukten op de Nederlandse samenleving – hetzij ten kwade (vul maar in), hetzij ten goede (noem maar op).

Nu iets geheel anders:

1 Het museum is gewijd aan het eerste democratisch gekozen staatshoofd van Duitsland; de kleermakerszoon Friedrich Ebert (1871-1925) ‘Vom Arbeiterführer zum Reichspräsidenten’. Zoals u misschien weet was dat toen de Weimarrepubliek, die te gronde ging door onderlinge spanningen en rechtse machinaties. Opmaat naar Hitler.

2 Uit het mij dierbare, want van mijn overleden moeder (98) gekregen, die het ook weer van haar etc., in bruinleder gebonden ‘NIEUWE TESTAMENT – of alle boeken des nieuwen verbonds van onze HEERE JEZUS CHRISTUS door last van den Hoog Mog. Heeren Staten Generaal der Verenigde Nederlanden – volgens het besluit van de Synode Nationaal, gehouden te Dordrecht in de jaren MDCXVIII EN MDCXIX uit de oorspronkelijke Grieksche talen in onze Nederlandsche getrouwelijk overgezet’. U heeft hier inclusief een belangrijk deel vaderlandse geschiedenis te pakken: want als u de Romeinse jaartallen weet te ontcijferen weet u dat die kerkvergadering plaatsvond gedurende het 12-jarig Bestand (1609-1621) van de 80-jarige oorlog en al was de Gereformeerde Kerk geen staatskerk (wel de overheersende zgn. publieke kerk) de Bijbelvertaling en de Dortsche Leerregels waren wel een zaak van de Staten Generaal. Let u ook even op de woorden rond het beeldmerk van uitgeverij A. Jongbloed te Leeuwarden. Een naam die in tal van Bijbeluitgaven etc. te vinden is.

meesters der japanse vertelkunst

Over de vorm van een haiku las u eerder, over haar en mijn obsessie met Japan nog niet. Dat begon zo. Ooit kocht ik een boekje meesters der japanse vertelkunst.1 Altijd heeft dat exemplaar met des vertalers handtekening en Japans stempeltje in mijn bibliotheek gestaan nadat ik er enkele vertellingen uit had gelezen. Sinds ik vijf jaar geleden Maria ontmoette en onderkende dat wij ons hele leven al opvallend veel overeenkomsten delen in literatuur en cultuur (ook in muziek en erotiek niet in sport en koken) besloot ik haar dat bundeltje te geven.2 Zij immers introduceerde mij in het in Leiden gevestigde Japanmuseum: Het Sieboldhuis. Groot was mijn verrassing precies zo’n zelfde pocket van haar mee te krijgen voor onderweg met voorin de door haar op 6 augustus geschreven woorden ‘vrij naar Ida Gerhardt’: Er is een weten van elkaar dat tijd en afstand overbrugt.’ Voetnoot 5 las u zojuist hè. Onderweg las ik vrijwel dagelijks hoe moe ook en meestal al in bed – meestal ook met een verrot slecht bedlampje in die hotels – een Japanse vertelling. Als intermezzo, pedalerend bedicht, tijdens een regenachtige 8e augustus:

rijdend on the road/regen, denken, mijmeren/always you liefste

Rinus, ofschoon een Japanse schoondochter en half Japans kleinkindje, leek minder geïnteresseerd – in de weer met wifi, dagelijks journaal, foto’s, financiën en wat dies meer zij.

Ook goed en zeker zijn goede zorgen voor een volgend hotel. Hij, de man die al die zaken regelde, zelfbenoemd leider ook. Nogmaals dank maat – ‘k heb zorgeloos mogen toeren. En in Rome mocht ik jouw gids en toeverlaat zijn – mede dankzij mijn Romeinse gids, Mw. Marly Schulpen (maria.schulpen@hotmail.com), die ons een hotel bezorgde bij het Stazione Termini – het gigantisch grote kopstation in Rome, modernistisch bouwwerk met allure (1938-1950). Stikdruk dat station, al vertrok ik daar ook eens met een vrijwel lege metro op zondagmorgen naar de Villa Borghese op zoek naar de buste van een BN’er uit de 17e eeuw – maar het museum bleek gesloten. Rinus en ik waren overigens dit keer in Rome dichtbij die villa, namelijk in het zonovergoten park Borghese. Maar ja, dan ga je niet binnen kijken. Buiten wel, Rinus zag daar de kop van Franciscus van Assisi. Zie deel 9.

1 Begin jaren 70 bij een lezing door vertaler Jef Last voor de Studentenvereniging De Marke van de Sociale Academie Twente

2 Zwierf Maria eens in Japan rond en lazen wij later het magistrale, deels op het eilandje Deshima spelende: “De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet” (uitg. Ailantus 2010), ook China bleek – zonder dat wij weet van elkaar hadden – ons beider belangstelling te zijn. Zij in Peking en elders, ik weken in Sjanghai en Nanking. Begin jaren 90 deden wij ons te goed aan Idema’s Spiegel van de klassieke Chinese Poëzie – van het Boek der Oden tot de Qing-dynastie. Asd. z.j. Let wel: eerst vele jaren later ontdekten wij elkaar.. jaren eerder al onze Slauerhoff.

De hemelvaart van Maria en Keplers kijk op ‘t heelal

Dagen later, het is 15 augustus, lees ik haar haiku voor die dag. Katholiek van huis uit dichtte mijn muze vele weken eerder:

wonderschone dag/twee bevoorrechte mensen/Maria Hemelvaart.

Zelf noteerde ik na haar sms-bericht ons beider vreugde over haar herstelde kijkers na pittige staaroperaties en schreef verder: ‘Rinus en ik goed en harmonieus geklommen. Dag is stralend, de Inn bruisend, de afstand te doen. Nu moe in receptie hotel Fuchs, wachtend op personeel. Ik ga even sluimeren.’

Eerder die dag betreden we een nogal stil dorpje. Het is nog voor de middag en we willen een bakkie doen met wat lekkers. Al snel zien we een prettig ogend cafetaria. Maar wel gesloten en trouwens op straat is het wel erg stil daar in dat dorp. Dan komt –een vrouw komt langs – de aap uit de mouw. Zij vertelt ons dat het feest is en dat aan de andere kant van het dorp ons van alles wacht in de grote feesttent aldaar. Het is immers Maria-Hemelvaart. En ja hoor. We schuiven aan aan tafel en blijken bij andere Hollandse toeristen terecht te zijn gekomen: ook leuk. En koffie, en Apfelstrudel. En muziek. Ook klarinet. Speelde ik niet op dat instrument in een ensemble!

Dagen eerder arriveerden wij laat in de middag op onze bestemming: Weil der Stadt. Klein stadje met niet alleen een beetje raadselachtige naam (Weil kan weiland betekenen of gehucht) maar ook tot mijn verrassing de geboorteplaats van de grote astronoom Kepler. En dat willen ze weten ook: een schitterend monument midden op het stadsplein voor het raadhuis met sculpturen van alle beroemde sterrenkundigen en bronzen plaquettes waarin de ontwikkeling van de astronomie wordt verbeeld. Mijn opwinding, meteen realiseer ik mij dat wij vorig jaar in Praag ook al zo’n reus ‘ontmoetten’: de befaamde Tycho Brahe, ontgaat Rinus enigszins waar hij – terecht – zich zorgen maakt over ons onderdak. Maar eerst toch Johannes Kepler, de in 1571 geboren voortbouwer op Copernicus en baanbreker in het heelal. Het museum is al gesloten, maar op de pui zie ik Keplers konterfeitsel op een uitvergrote postzegel van nota bene een de laatste tijd zo geplaagd Afrikaans land, de republiek Mali.

Intussen heeft Rinus uitgevist dat we helemaal niet in dat stadje moeten zijn en dat we ten onrechte een pand binnendrongen en alle kamerdeuren openden van een adres waar we onderdak gereserveerd hadden. Straatje en huisnummer klopten, plaats echter niet. Nee, terug moeten we, terug naar het gat Merklingen, hoe moe we ook zijn. Dààr is ons hotel. Nou ‘hotel’, het blijkt een rumoerige herberg met veel bierdrinkende gasten en een corpulente uitbaatster die nauwelijks naar ons luistert.

Toch komt het goed en kunnen we douchen, daarbij tegelijkertijd ons wielergoed meewassend. Echt schoon niet natuurlijk, maar ach wie ziet dat nou! Nou ja, buiten het raam hangen we dat in de zon te drogen en dan gaan we eten. De dag is weer ten einde en deze aflevering ook. Wat zegt u? O, over die biecht aan onze geliefden? Dat snapt u toch wel, dat komt nog, dat blijft nog even die zgn. cliff-hanger.

Cornelis de Kler, november 2013